De toiletjuffrouw staarde uit het raam. Ik ging naast haar staan en vroeg waar ze naar keek.
Ze wees. ‘Kijk, dat is mijn kleindochter, met dat gele truitje aan. Even kijken of het goed gaat.’ De vrouw keek glimlachend toe hoe het meisje zorgvuldig een witte fiets uitzocht in de stalling – het was een wc in nationaal park de Hoge Veluwe.
‘Ze kan nog niet zo goed fietsen’, zei ze. ‘Ze heeft het pas geleerd. Ze komt uit Oekraïne en is net pas in Nederland.’
De vrouw ging weer zitten achter haar tafel met het schoteltje erop. Ik zocht naar 25 cent.
‘Haar moeder is nu weer terug. In Oekraïne. Ze heeft niet de Nederlandse nationaliteit en moet zeker drie maanden daar blijven.’
De lach van de vrouw verdween van haar gezicht.
‘Het is heel, heel zwaar.’
Ik ging naar de wc. En dacht na over het contrast tussen de vrolijke herberg in het park en de herberg waarin voor sommige mensen geen plaats is.